De ECB kan geen hervormingen afdwingen

Opiniebijdrage in het ND van 4 februari

Bij de invoering van de euro is er mede onder Duitse en Nederlandse druk voor gezorgd dat de Europese Centrale Bank (ECB) een onafhankelijke positie inneemt ten opzichte van de politiek. De gedachte hierachter is dat de ECB haar doelstelling – een lage inflatie van tegen de 2% – gemakkelijker kan verwezenlijken wanneer politici niet in de verleiding kunnen komen om zelf de geldkraan open te draaien. De onafhankelijkheid van de ECB is een groot goed en moet worden gekoesterd. Het is daarom spijtig dat juist Duitse en Nederlandse politici die onafhankelijkheid ondermijnen nu de ECB een beleid voert dat hen onwelgevallig is. Een voorbeeld van deze ongepaste bemoeienis is de recente Tweede Kamer motie van de VVD over de verdeling van de financiële risico’s binnen de ECB.

De beslissing van de ECB om staatsleningen op te kopen valt mijns inziens goed te verdedigen vanuit haar monetaire mandaat. De inflatie in het eurogebied ligt al lang ruim onder de doelstelling van 2%. Dat is onwenselijk. Een te lage inflatie maakt het moeilijk voor bedrijven of landen die in de problemen zitten om zich aan te passen. Kijk naar V&D: om concurrerender te worden wil de directie de lonen met 6% verlagen. Maar de hypotheekschuld van de werknemers blijft gewoon staan. Met minder inkomen en dezelfde schuld zullen deze werknemers hun bestedingen terugschroeven. De combinatie van onderbesteding, lage inflatie en schuldenbergen maakt dat het economisch herstel zo langzaam op gang komt. De ECB kan niet alle economische problemen in het eurogebied oplossen. Maar zolang zij haar inflatiedoelstelling niet haalt, is stilzitten geen optie. Nu de rente niet verder omlaag kan, is het massaal opkopen van staatsleningen een alternatief.

Er is een valide discussie mogelijk over de effectiviteit, risico’s en bijwerkingen van dit monetaire paardenmiddel. Ik schat in dat het de Europese economie een welkom steuntje in de rug kan geven, bijvoorbeeld via de verzwakking van de euro die we nu al zien. Een goedkopere wisselkoers helpt de groei via de exporten en vermindert het deflatiegevaar via hogere importprijzen. Vooraf valt echter onmogelijk te zeggen hoe effectief het opkoopprogramma precies zal zijn. Er kleven zeker ook risico’s aan, zoals het risico op zeepbelvorming in de financiële markten. Maar inactiviteit kent ook risico’s, zoals een negatieve doorwerking van dalende prijzen op de loonvorming en de bestedingen. Kortom, dit is een beslissing die onder grote onzekerheid is genomen. Al te stellige uitspraken hierover moeten dan ook met een korrel zout worden genomen. Rabobank CFO Bert Bruggink deed maandag in het Financiële Dagblad de krasse uitspraak dat de “golf aan ECB-geld helemaal niets gaat opleveren”. Dan weet Bruggink het blijkbaar beter dan zijn eigen Rabobank economen, die vooralsnog uitgaan van een positief effect van een zwakkere euro op de Nederlandse exportpositie.

De Duitse en Nederlandse weerstand tegen het opkoopbeleid gaat echter verder dan twijfels over de monetaire merites. Zij komt voort uit de angst is dat het opkopen van staatsleningen de begrotingsdiscipline en de hervormingsbereidheid van de Zuidelijke eurolanden zal doen verslappen. Ik snap die angst. Zuid-Europese landen moeten veel meer doen om hun ondernemingsklimaat te verbeteren. En de start van de nieuwe Griekse regering van Tsipras belooft weinig goeds. Maar met die zorgen ben je bij de ECB toch echt aan het verkeerde adres. De ECB is namelijk onafhankelijk van de politiek. En onafhankelijkheid betekent ook dat zij haar monetair beleid niet mag laten afhangen van de voortgang van de hervormingen in Zuid-Europa. Als de ECB haar monetaire macht zou misbruiken als breekijzer voor het afdwingen van begrotingsdiscipline en hervormingen, zoals veel Duitsers graag zouden willen, misbruikt zij haar positie. De ECB mist het mandaat en de democratische legitimiteit om hervormingen te dicteren. Zij zal zich dus moeten blijven richten op haar eigen inflatiedoelstelling, onafhankelijk van de vraag of de Zuid-Europa nu wel of niet hervormt.

Hervormingen komen in Europese landen langs een democratisch proces tot stand. Zo willen we het. De consequentie is dat het veranderingsproces tergend langzaam kan gaan en dat de uitkomsten onzeker zijn. Frustratie hierover is begrijpelijk. Maar we schieten er niets mee op om die frustratie af te reageren op de ECB. Die moet haar oog op de bal houden en het deflatiegevaar afwenden. Met alle middelen die haar ter beschikking staan.

één reactie

  • Ivo, toch vraag ik me af of er niet wat meer toezicht op de ECB moet komen. Het meten van de inflatie door alleen maar naar een mandje boodschappen te kijken is achteraf gezien niet voldoende gebleken. Voor de crisis lag de groei van de geldhoeveelheid (wat feitelijk gezien de echte inflatie is) dik boven de 8% per jaar, dat dit niet meteen leidde tot consumentenprijsinflatie had diverse oorzaken, maar het heeft wel geleid tot een stevige kredietzeepbel, die uiteindelijk gebarsten is.
    Nu probeert de ECB uit alle macht weer de geldhoeveelheid te doen groeien, zodat wellicht de consumentenprijsinflatie richting de 2% gaat. Was het achteraf gezien niet veel verstandiger geweest om de geldhoeveelheid in toom te houden? Dan was er wellicht geen kredietcrisis geweest.

Plaats een reactie